woensdag 30 maart 2011
(R)evolutie in de gieterij
Eind 1946 beslist de directie van Picañol om een nieuwe montagehal te bouwen en de gieterij opnieuw in te richten onder het motto ‘door kwaliteit naar vooruitgang’.De oude gieterij dateerde van de periode van de Gieterij Valcke. Door de invoering van nieuwe schokmachines kan het zand nu onder druk gevormd worden. In dezelfde periode is Picañol een van de eerste om synthetisch zand te gebruiken bij het gieten van stukken. In maart 1947 neemt Picañol deel aan een congres over gieterijtechnieken in de lokalen van Fabrimetal te Brussel. Daar kan het aantonen dat het mogelijk is om gietijzer met grote weerstand te vervaardigen in een industrieel proces door het mengen van een groot procent staal in de lading van de smeltovens. Een groot aantal Belgische gieterijen zal dit principe dan ook snel overnemen. In april 1947 ontvangt Picañol het Inlichtingencentrum voor nikkel in België en het Britse ‘The Mond Nickel Company Limited’. De ingenieur van het Britse bedrijf stelde na zijn bezoek de uitbating voor van 2 brevetten. Hiermee is Picañol de eerste in België, om gietijzer van het naaldvormig type in de oven te verwerken, gelegeerd met nikkelmolybdeen, met hoge weerstand bij trek- en schokproeven en ook bij weerstandsduur. Dit procédé was een uitmuntende verbetering voor het vervaardigen van de slagbomen en slaghamers op de Omnium-weefmachine. Vanaf 1948 is de gieterij uitgerust met een nieuw laboratorium waar zowel mechanisch, metallografisch als chemisch onderzoek verricht kan worden. Het toevoegen van staal bij het gietijzer is echter niet zonder gevaar. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog wordt het staal dikwijls gerecupereerd uit de restanten van de oorlogen. Het staal van granaten en obussen is in de streek van Ieper veelvuldig voor handen, vooral uit de Eerste Wereldoorlog. Het gebeurt dan ook dat een obus waarvan de ontsteker niet is verwijderd tot ontploffing komt wanneer hij in de ‘cubilot’ (smeltoven) wordt geworpen, zonder grote gevolgen evenwel.
vrijdag 25 maart 2011
De intrede van lightproducten
Er ontstaat een enorme vraag naar smalle weefgetouwen die in staat moeten zijn om lichtere weefsels te maken. Dit staat in een schril contrast met het toen bestaande brede Picañolgetouw dat vooral geëigend is voor de productie van zwaardere weefsels. Na een grondige studie van de op de markt beschikbare weefgetouwen wordt in 1946 gestart met de ontwikkeling van een lichter getouw. Met een ontwikkelingsafdeling die bestaat uit zeven man wordt een machine met een beschikbare weefbreedte van 112 cm op de markt gebracht. Het bedrijf slaagt erin om vier machines per week te produceren die een snelheid halen van 200 toeren per minuut. Duitsland is een van de eerste landen waar na de Tweede Wereldoorlog Omniumgetouwen worden geleverd. Onder deze klanten o.a. de firma Anton Cramer in Greven. Dit bedrijf is gespecialiseerd in het weven van ‘inlett’ wat vandaag de dag veel gebruikt wordt voor het vervaardigen van donsdekens. De toenmalige Betriebsleiter, Herr Bause is zoals de familie Steverlynck een verwoed jager maar kon zich door de toenmalige omstandigheden nog geen nieuw jachtgeweer aanschaffen. Als geschenk voor het aankopen van machines werd hem dan maar een Browninggeweer in losse onderdelen, die in de kisten met getouwen werden verstopt, toegeleverd. In de streek van Westfalen wordt de Duitse markt na enkele jaren voor het grootste deel door Picañol ingepalmd. Het zuiden van Duitsland is voorlopig nog het domein van de Zwitsers constructeurs Saurer en Ruti. Maar geleidelijk aan krijgt Picañol ook hier vaste voet aan wal.
(foto: de Omnium uit 1949)
(foto: de Omnium uit 1949)
dinsdag 22 maart 2011
Na de oorlog: Picañol en mensensmokkel
Na de oorlog is er een verschuiving in de markt van de weefsels merkbaar. Het afzetgebied breidt zich langzaam uit naar andere Europese landen alhoewel dit door de voorbije oorlog niet altijd zo eenvoudig blijkt. Zo worden kort na de oorlog een aantal Omnium-weefmachines geleverd aan Hongarije. De levering van de getouwen verloopt vlot maar de installatie kent wel wat problemen. Het is praktisch onmogelijk om een visum aan te krijgen voor de monteerder die ze bij de klant moet installeren. Daarom wordt een van de Picañolmonteerders, Raphael Versavel, in één van de kisten met getouwen tussen Oostenrijk en Hongarije over de grens gesmokkeld.
donderdag 17 maart 2011
De grootste van ‘t stad
Ook in de oorlogsjaren zijn de werkhuizen Picañol de grootste onderneming van de stad. Wanneer de oorlog uitbreekt bedraagt het personeelsbestand 130 man. Een goed jaar nadat de Duitsers in 1944 de aftocht hebben geblazen is dit reeds aangegroeid tot 250 man die per dag 3 getouwen afleveren. De komst van de Poolse pantserdivisie in september 1944 bezorgt Picañol niet alleen een nieuw adres, maar meteen springt ook het licht op groen voor een nieuwe start. Eind november 1945 wordt reeds aan uitbreiding gedacht door de aankoop van bouwgrond in de Weverijstraat.
(foto uit privécollectie,www.westhoekverbeeldt.be)
(foto uit privécollectie,www.westhoekverbeeldt.be)
maandag 14 maart 2011
Het begin van W.A.P. Sport
Niettegenstaande er gewerkt en geleefd wordt onder Duitse bezetting belet dit niet om zich op het sportieve vlak te uiten. Reeds enkele jaren worden voetbalwedstrijden onder de diverse afdelingen van het bedrijf georganiseerd onder impuls van Roger Bolle, Armand Dossaer en Gerard Vanneste. Op 9 november 1943 gaat men over tot de definitieve stichting van de corporatieve voetbalploeg W.A.P. Sport (W.A.P. = Weef Automaten Picañol). De voetbalploeg moet via sportieve prestaties het bedrijf naambekendheid geven. De naam van de nieuwe club is het resultaat van een prijskamp waarbij de winnaar Georges Verschaeve wordt beloond met een taart. Het bestuur bestaat op dat ogenblik uit tien leden met als erevoorzitter Bernard Steverlynck. Voorzitter wordt Remi Stroobandt, secretaris Arthur Devos en schatbewaarder Roger Bolle. Het selectiecomité bestaat uit Armand Dossaer, Louis Baete en Daniel Bouchaert. Aimé Geudens fungeert als turnmeester en Achiel Vanhulle is er lijntjesman. In de stichtingsoorkonde staat geschreven dat het doel van de stichting bestaat uit het ‘naast de lichamelijke en zedelijke opvoeding verschaffen van deftig vermaak, gelden in kas te krijgen om zieke en gekwetste werkmakkers te steunen die gedurende lange tijd werkonbekwaam zijn'. Onze afgevaardigde-beheerder Bernard Steverlynck treedt in de beginperiode niet alleen op als scheidsrechter maar is in de vriendschappelijke wedstrijden ook actief als speler. Door de oorlogsomstandigheden zijn de prijzen de hoogte ingegaan. Wanneer men informeert naar de prijs van een voetbal blijkt dit 350 fr te zijn voor het lederen omhulsel. Voor de binnenblaas vraagt men 25 kg graan want voor een inwoner van de stad is graan slechts tegen woekerprijzen te verkrijgen.In de jaren kort na de Tweede Wereldoorlog zal de ploeg een bloeiperiode kennen. Zij wordt tweemaal kampioen van het gewest Ieper. Er wordt gespeeld op de terreinen van White Star Ieper op het Minneplein.
donderdag 10 maart 2011
Bernard Steverlynck
In 1943 komt Bernard Steverlynck, de oudste zoon van Karel en broer van Emmanuel, in het bedrijf. ‘Mijnheer Bernard’ werd op 14 januari 1920 te Kortrijk geboren. Hij promoveerde aan de Leuvense Universiteit in ’43 tot doctor in de scheikundige wetenschappen. Toen reeds was hij een trouwe vriend van burgemeester Dehem, een vriendschap die met de jaren intenser werd en aan de basis lag van de industriële heropstanding van de streek rond Ieper. Eerst was hij Afgevaardigd Beheerder en later voorzitter van de Raad van Bestuur. Naast zijn professionele bezigheden stond hij al snel met beide voeten in het lokale ontspanningsleven. Als gewezen muzikant van de Leuvense studentenfanfare en enthousiast voetballiefhebber moedigde hij de stichting van het Picañol-korps en Wap Sport aan (waarover later meer). Mijnheer Bernard trok zich niet alleen Picañol aan. Talrijke vakorganisaties deden een beroep op zijn talenten. Zo was hij een tijdlang voorzitter van Fabrimetal-Beide Vlaanderen. Verder Voorzitter van het Syndikaat van de Belgische Fabrikanten van Textielmachines en sociaal rechter bij de Arbeidsrechtbank te Ieper. Hij was ook meer dan begaan met het sociaal verenigingsleven en was zo onder meer Erevoorzitter van de Harmonie Picañol en voetbalclub White Star Ieper. Zijn naam leeft vandaag nog voort in de jaarlijkse duivenvlucht Grote Prijs Bernard Steverlynck en de tekenwijdstrijd Kunstkring Bernard Steverlynck. (foto: Bernard Steverlynck met koning Boudewijn)
donderdag 3 maart 2011
Diversificatie in de beginjaren: gazogèneketels
Voor eigen gebruik worden niet alleen onderdelen van weefgetouwen gemaakt maar worden ook ‘gazogèneketels’ onder de naam ‘Sabadell’ vervaardigd voor vrachtwagens. De brandstoffen zijn schaars en door het gebruik van deze ketels kan men met kolen stoken waarbij door oxidatie een brandbaar gas ontstaat. Maar deze krachtbronnen zijn eerder een bron van ellende dan leveranciers van energie. De antracietkolen die weinig as en rook voortbrengen moeten worden vervangen door minderwaardige kolen die een vettige rook produceren. Hierdoor is een dagelijkse reiniging van de filter nodig. Wanneer men grotere afstanden aflegt moet men de vervuilde filters zelfs meermaals kuisen. Uiteindelijk worden er 6 gazogèneketels geproduceerd, waarna de productie stopgezet wordt. Ondanks alle ongemakken werden er enkele ketels verkocht. In Ieper rijdt de firma Cornette met een Sabadell-ketel en in Woesten is deze ketel in gebruik bij Jules Govaert die er de ‘Far West’ fruitkwekerij uitbaat. Een derde ketel werd op de vrachtwagen van Picanol gemonteerd. Tijdens een rit met de vrachtwagen naar Brussel moet Gaston Liefooghe drie tot vier keer de filter reinigen waardoor hij na meer dan elf uur tenslotte zwart als een mijnwerker de hoofdstad bereikt. In de mémoires van Henri (Enrique) Ribot, die in 1940 aan de slag ging bij Picañol, vinden we nog terug: “Jaimé verwachtte een sterke groei van de gazogèneketels en wilde een gazogèneketel ontwerpen voor wagens. Hij gaf me daarom de opdracht om een kleine aanhangwagen te tekenen, die kolen, aanmaakhout en het materiaal zou kunnen vervoeren. Maar gezien de vraag uitbleef werd de aanhangwagen nooit in productie genomen.” (foto: Henri Ribot – met bril – en collega’s in 1942. H. Ribot overleed in januari 2011 – zijn mémoires waren een belangrijke bron voor deze blog).
Abonneren op:
Posts (Atom)