maandag 14 februari 2011

De oorlogsjaren: weefmachines in ruil voor vis of sinaasappels

Het Omnium-weefgetouw heeft een weefbreedte van 188 cm en haalt een snelheid van 140 inslagen per minuut. In de eerste jaren bereikt men een gemiddelde productie van ongeveer honderdtwintig getouwen per jaar. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is de productie van dit automatisch getouw reeds gestegen tot één machine per dag wat duidelijk bewijst dat het nieuwe product door de textielwereld is aanvaard geworden. Maar de Tweede Wereldoorlog gooit roet in het eten. De industriële wereld kent een zware terugval. De grondstoffen worden schaars want de bezetter eist het overgroot deel van het beschikbaar materiaal op om het te verwerken in zijn oorlogsindustrie. Het aantal geproduceerde machines daalt aanzienlijk. De machines worden ook naar neutrale landen verscheept zoals Spanje, Portugal en Zweden. Van daaruit worden ze dan ingescheept naar landen van andere continenten. Om te kunnen verkopen gebeurt de export van getouwen op basis van compensatie van levensmiddelen. Gewapend met de Omnium-prospectus en planafdrukken worden pelgrimstochten ondernomen naar weverijen waar men nog nooit van een Picañolgetouw heeft gehoord. In Denemarken worden getouwen aan de man gebracht tegen visproducten, in Spanje en Portugal tegen sardienen en sinaasappels en in Hongarije tegen tomaatextracten en ajuinen. Ondanks de bomaanvallen op treinkonvooien geraken de getouwen toch ter bestemming en bereiken in omgekeerde richting de levensmiddelen ons land. Na de oorlog zullen deze getouwen de eerste buitenlandse referenties worden en meehelpen om er de naam Picañol te vestigen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten