Onder moeilijke omstandigheden proberen de werknemers samen met hun bazen deze harde periode te doorworstelen. Het is nog de tijd dat er op zaterdag gewerkt wordt tot de middag. Toen kenden we ook nog werkdagen van twaalf uren. Wanneer er geen elektriciteit is moeten de werken dan ook worden stilgelegd. Bij elk vliegtuigalarm loeit de sirene en af en toe blaast de portier op zijn klaroen wat voor de personeelsleden het teken is om te gaan schuilen. De arbeiders zoeken beschutting in de schuilplaatsen aan de overkant van de Polenlaan (in de bermen van het Kattenkerkhof) tot alles weer veilig is. De brandstoffen zijn schaars en om zich te kunnen opwarmen worden er hier en daar in het bedrijf kachels geplaatst. Om de grootste honger wat te lenigen wordt er elke dag verse soep ter beschikking gesteld. Hiervoor worden er in de stad bij de vleesconservenfabriek Calvet, dat vlees moet leveren aan de bezetter, beenderen afgehaald om er wat bouillon van te koken. Met speciale rantsoeneringszegels is het door de bezetter toegelaten om bijkomende maaltijden te verstrekken aan al wie zware fysieke arbeid levert. Het resultaat hiervan is dat na enkele tijd bijna iedereen die bij Picanol werkt, gekend is als werknemer die zware lichamelijke inspanningen moet leveren. Achter het hoofdgebouw wordt zelfs in het geheim met de overschotten van de dagelijkse soep een varkentje gekweekt. En dit op korte afstand van het lokaal waar Jaimé Picanol een van de weinige keren met de Duitse officieren vergadert …
(foto uit 1944: het grootste gedeelte van het toenmalige bediendenpersoneel op het dak van de Oude Werkhuizen. Achteraan het Kattenkerkhof met niets anders dan … aardappelen, het was dan ook oorlog)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten